Type en Bouw
Bij iedere keurkaart voor ieder ras staat bovenaan ‘Type en Bouw’. Bovendien kan je hier 20 punten mee verdienen of heel wat verliezen. Wie een goed puntenaantal wenst, neemt best alleen maar cavia’s naar een tentoonstelling met een zeer goede bouw en type (zie ook het artikel van april 2011 over “Excellent, Prima, Zeer Goed, Goed”). Wat verstaan we nu onder “type” en wat moet dan wel “bouw” zijn?
Men zegt nogal eens dat ‘je nooit een tweede kans krijgt om een eerste indruk te maken’. Het eerste wat een keurmeester op een show te zien krijgt zijn nu net ‘type en bouw’. Het type wordt beoordeeld in “zijaanzicht” van de cavia. De keurmeester kijkt ‘vanop zij’ naar de cavia. Hij beoordeelt de vorm van de cavia in profiel. Hij kijkt daarbij naar de ruglijn. De lijn van kop naar achterhand kan horizontaal zijn, maar er kan achter de schouders ook een knik zitten. De ruglijn kan een zadelvorm hebben. Kan aflopend zijn, soms wel gewelfd of hol zijn. De bedoeling is om vanuit forse schouders of een flinke schoft geleidelijk af te lopen. Er volgt dan een redelijk korte rug, die zo horizontaal mogelijk moet zijn. Als we die rug verder volgen komen we bij het kruis van de cavia en op dat punt gaat de rug over in een mooi afgeronde achterhand.
Nadat men het type beoordeeld heeft komt de bouw aan de beurt, wat in feite ‘de derde dimensie’ is. Om de bouw of de reële grootte of de reële breedte te beoordelen bekijkt men het dier langs boven. Ook moet men het lichaam aftasten, zeker bij Langharen waarbij de lange en overvloedige beharing heel wat kan maskeren. Bij cavia’s moet het lichaam krachtig gespierd zijn, het moet breed zijn, terwijl de borst goed gevuld moet zijn. Een zeer goede cavia vertoont stevige schouders, waardoor een goed ontwikkelde schoft ontstaat. De achterhand moet goed gevuld zijn. Sommige keurmeesters spreken van een ‘tennisbal-effect’: een zeer goede tot prima achterhand voelt aan als een tennisbal. Bij Langharen komt het nogal eens voor, dat de knieën “uitstaan” omdat het kruis nogal slap is. De cavia mag ook niet buikig zijn.
Bij type en bouw horen ook de beentjes en de voetjes van de cavia. De beentjes zijn kort, stevig en recht (opletten voor X- of O-benen). De cavia wordt bij de beoordeling even bij de schouders opgetild en op zijn voorvoetjes gezet. Goed getrainde cavia’s gaan onmiddellijk ‘staan’, wanneer men ze bij de schouders aanraakt, en tonen makkelijk hun mooi gevormde beentjes. De voetjes moeten daarbij vlak op de tafel kunnen blijven staan. De lengte van de nageltjes is daarbij erg belangrijk. Te lange nagels verhinderen de cavia om ‘plat op de voeten’ te staan en dat wordt bestraft. Ook moet iedere caviafokker het aantal tenen aan alle voetjes. Vooraan moeten er per voet vier tenen geteld worden, achteraan 3. Polydactylie of een teveel aan tenen komt nog wel eens voor en is erfelijk.