Vlaamse cavia club…
Random header image... Refresh for more!

Discussie over “oormerken” is ouder dan men denkt…

Binnen onze liefhebberij zijn er nogal wat (beleids)mensen, die de discussie over al dan niet oormerken afdoen als rebellie en iets nieuws. Niets is minder waar. Het gaat hier over een discussie, die nu al 35 jaar leeft onder caviafokkers en keurders. In Fokkersbelangen van 29/12/1978 schrijft Vanderbeck over “cavia’s: merken en eigendomsbewijs”, terwijl 10 jaar later in de schoot van de toenmalige CCB (caviaclub van België) zich een hevige discussie tussen voor- en tegenstanders afspeelde. De meningsverschillen beperkten zich echter niet tot België alleen. Ook in Nederland, Frankrijk, Duitsland en binnen de Europese Entente waren en zijn de violen niet steeds gelijk gestemd.

 

We zetten de verschillende standpunten en meningen even op een rijtje. We laten het over aan de lezers van onze website om zichzelf een oordeel te vormen.  We gaan ervan uit dat verantwoorde fokkers volwassen mensen zijn, die verstandig genoeg zijn om te weten wat er al dan niet kan. Ook om te beseffen wat de gevolgen van fraude zijn en om in te zien hoe ze zichzelf en niemand anders bedriegen indien ze de regels niet volgen.

 

In zijn artikel over ‘merken en eigendomsbewijs’ behandelt R. Vanderbeck een vijftal punten:

  1. Het aanbrengen van een nummerplaatje in het oor schendt de cavia onherroepelijk en heeft het bijzondere nadeel, dat het niet uitgesloten is, dat het diertje bij het krabben met de nagels achter het plaatje blijft hangen en zich op die manier erg verwondt.
  2. Uit ervaring weten we dat tatoeëren ook geen resultaat oplevert, mede door het feit dat de cavia over geen vlezige oren beschikt. We lieten enkele dieren tatoeëren met een pooltjestang (lichtgekleurde dieren met donkere inkt en goudagouti met witte tatoeëerpasta). Na enige maanden blijft slechts met grote moeite nog iets van het ingedrukte te onderscheiden. Dit geldt zowel voor jongere als voor oudere dieren.
  3. Een ring rond de achterpoot is ook geen optie, terwijl merken en tatoeëren dus gepaard gaan met pijn en schenden van de dieren.
  4. Gesprekken met een veearts Blommaert uit Drongen leidden ons naar een andere manier om cavia’s te identificeren, nl. de VOETAFDRUK van de RECHTERACHTERPOOT (die wordt op een stempelkussen gedrukt en daarna op een ‘paspoort’ gezet). We deden de proef met 35 dieren en dat leverde 35 verschillende afdrukken op. We beschouwen dit als een indicatie dat die voetafdruk individueel  verschillend is en een soort ‘vingerafdruk’ is. De afdrukken van jongeren waren ook verschillend van het ouderpaar. Bovendien hebben contacten met forensische wetenschappers ons bevestigd, dat de ‘pootafdrukken’ wel degelijk uniek zijn.
  5. Naar analogie met de tatoeëerkaarten van de konijnen zouden we dus ook ‘paspoorten’ voor cavia’s kunnen hebben. Dat paspoort zou de cavia’s dan vergezellen tot hun dood. Op die manier kunnen cavia’s met oorklevers tentoongesteld blijven, terwijl verkoop niet kan gebeuren zonder een eigendomsbewijs. DE cavia’s moeten in het ‘stamboek’ ingeschreven worden rond de leeftijd van 6 weken.

 

In 1989 had in het kader van 100 jaar Neerhof Gent in Flanders Expo een Europese tentoonstelling plaats. Hilda Ego schreef daarover, dat ze verschillende gemerkte cavia’s had gezien. “Zo waren er pastilles, maar naarmate de dieren ouder worden verdroogt de huid rond de inbreng, die is niet meer zo soepel en de huid scheurt in. Ook clips scheuren gemakkelijk in, behalve wanneer ze aangebracht werden in het harde gedeelte van het oor.” Ze voegde er aan toe: “Bedriegers zullen er altijd blijven, maar het is een hobby en dierenwelzijn moet steeds voorop staan.”

 

Vic en Anita Trouwkens-Raes van de CCB gingen in 1989 verder met de idee van “pootafdruk” en maakten een kaart in drievoud (één voor de fokker en twee voor de administratie van instanties à la VIVFN). Via de “International Police Association” bekwamen zij bewijs dat de pootafdrukken individueel verschillend en onderscheidend waren. Reden genoeg voor hen om voor dit systeem te opteren. Laurent Wynant was één van de 5 fokkers die in 1998 in de VS een merktang aangekocht hadden voor een proef met de clips. Hij bevestigde dat hij zijn fokdieren er mee gemerkt had en dat dit bevredigende resultaten gaf.

 

In Nederland was de discussie ook nog niet opgelost, want in juli schreef de dierenbescherming, dat “oormerken geen diervriendelijk gebeuren zijn en dat de Dierenbescherming hier dan ook nooit achterstaan”.

 

In september 1999 deed Evelyne Van Vliet van de Europese Entente er nog een schepje bovenop. “Wij zijn er faliekant tegen, want merken betekent onnodig leed en pijn en we moeten alles doen om dat te voorkomen”. Zij plaatste haar opmerking ook in een breder Europees perspectief van “dierenrechten”: “We merken een opkomst van “Qualzucht” in Europees perspectief en een onnodig pijn en leed veroorzaken zou koren op de molen zijn van diverse organisaties”. Ook Hans Schippers deelde dat standpunt. Anneke Vermeulen-Slik voegde er nog aan toe, dat cavia’s geen deel uitmaken van de voedselproductie en geen overbrenger van ziektes zijn, “een individuele identificatie is dan ook niet noodzakelijk”. Binnen de Europese Entente vinden we ook nog sporen terug van tests met tatoeëren in Frankrijk en het gebruik van stiften met twee kleuren in Duitsland.

 

De Franse caviavereniging stelt het volgende over het gebruik van hun “pastilles”. “We hebben reeds ‘pastilles’ aan Belgische fokkers bezorgd, zodat ze ook er tests mee konden doen. Omdat ik (de secretaris) in de grensstreek leef, vang ik regelmatig bedenkingen en bezorgdheid over het gebruik van de Belgische clips op. In Frankrijk gebruiken we ‘pastilles’ die bestaan uit een aluminium nageltje en twee ronde plastic plaatjes die genummerd zijn. De kleur van de ‘pastille’ is een indicatie van het jaar. We proberen zoveel mogelijk de kleur van de ringen van hoenders en duiven te volgen.” Maar ook het Franse systeem is niet ideaal, beschrijft Eddy Mayeur. “Eerst en vooral moeten we toegeven dat het grootste nummer dat op de ‘pastilles’ kan 999 is. Dat is de beperking van de producent, die niet hoger kan gaan. We hebben dus dubbels en dat is niet praktisch, zeker niet bij kampioenschappen. Daarnaast is de kwaliteit van de plastic ook niet ideaal. Na een tijdje heeft de inkt de neiging om te vervagen (sleet, wrijven tegen elkaar, …) Dat is ook de reden waarom beide kanten van de pastille genummerd zijn. Het nummer aan de binnenkant van het oor blijft leesbaar. Tenslotte komt het toch ook nog vaak voor, dat de pastilles uitscheuren bij dieren die in groep gehouden worden of bij het wrijven tegen de kooien op tentoonstellingen. We behouden nochtans dit systeem omdat dit het “minst slechte” is. We blijven wel naar betere oplossingen zoeken. Tatoeëren is geen effectieve oplossing gebleken omdat het wel ging voor lichtgekleurde, maar niet voor donkergetinte cavia’s. “ Mayeur nodigt België uit om samen te zoeken naar een betere, meer betrouwbare en meer praktische oplossing.

 

Kortom: we zijn er nog niet en de discussie zal nog een tijdje doorgaan…misschien toch voor een pootafdruk gaan? De VCC vindt zo’n pootafdruk in ieder geval de meest diervriendelijke en toch nog zekere manier van identificatie, als die al nodig zou zijn.