CAVIA’S
Niet iedereen noemt een cavia een cavia.
Â
In Vlaanderen wordt onze cavia niet door iedereen ‘cavia’ genoemd. In het dialect worden heel wat andere namen gebruikt voor onze lievelingsdieren. Guinees biggetjes, steenrat, zeerat, marmot, Chinees of Siamees biggetje, cowboy of Spaanse rat zijn maar enkele van de vele benamingen, die we tellen. Wat is de oorsprong van deze benamingen? Zijn er nog andere? Hoe zorgen we ervoor dat deze benamingen overgeleverd worden naar volgende generaties? Hoe verzekeren we anderzijds dat de naam van cavia toch ook flink ingeburgerd geraakt of blijft?
Dat onze cavia is geen inheems dier is, weten alle lezers natuurlijk wel. De bakermat van onze cavia’s ligt in Zuid-Amerika, waar de indianen de cavia als huisdier en als offerdier gebruikten. Daarnaast verscheen onze kleine viervoeter ook regelmatig eens op tafel om de inwendige mens te versterken. In Incanederzettingen en graftombes zijn zelfs gemummificeerde cavia’s gevonden, alsook geraamten en stukken huid. Vooral bonte dieren werden nogal eens aan de zonnegod geofferd. Op vandaag kan je in Peru nog altijd ‘cuy’ eten, wat de lokale benaming voor ‘cavia’ is. Hier in Europa gebruiken we die benaming om ‘reuzencavia’s’ aan te duiden, die makkelijk meer dan 3 à 4 kilo kunnen wegen. Zowel cuy’s als cavia’s hebben dezelfde voorouders. Door de jaren heen hebben zij zich totaal verschillend ontwikkeld. Het lijkt erop dat het domesticeren van cavia’s zowat 4000 jaar voor Christus begonnen is. De harde schedels van cavia’s werden al eens gebruikt om noten te kraken, om noten mee stuk te slaan. Postbodes, die te voet door de Andes moesten trekken, namen het cholesterolarme vlees mee als goede energievoorraad. Ook als gastengeschenk werden ze gebruikt. In Zuid-Amerika werden ze dan ook gefokt en geselecteerd op grootte, op robuustheid en vachtstructuur. De bevlezing van de dieren was zeer belangrijk. In Europa bestond en bestaat daar geen nood aan, daar er hier veel grotere slachtdieren als koeien, paarden, schapen en varkens bestonden. Op vandaag heeft caviavlees zich in sommige landen als China en zelfs Italië tot een ware delicatesse ontwikkeld.
Spanjaarden en Portugezen voelden op een bepaald moment de drang om naar Zuid-Amerika te trekken en dat gedeelte van de wereld te onderwerpen. Goud en andere rijkdommen waren zaken, die hen wel kon motiveren om een paar maanden op zee te zitten. Zij vonden die cavia’s maar rare diertjes. Over wie de cavia’s naar Europa gebracht heeft, bestaan er nogal wat tegenstrijdigheden. Volgens sommige bronnen zou het gaan om Spanjaarden en Portugezen, terwijl andere bronnen het hebben over Engelsen en Nederlanders.
In ieder geval waren in het begin de cavia’s zo duur dat enkel de heel rijke mensen zich een cavia konden veroorloven. Ze kwamen enerzijds van heel ver en anderzijds zagen ze er speciaal uit. Dat maakte dat er al niet veel cavia’s waren en waar er niet veel van is, wordt meestal duurder. Zo had Koningin Elisabeth I, die leefde van 1558 tot 1603 een cavia. In Vlaanderen werden op vroege schilderijen ook al cavia’s herkend. Het mooiste schilderij van Rubens en Breughel samen is misschien wel het Aardse Paradijs, dat in Nederland in het Mauritshuis te bewonderen is. Het werk dateert uit 1617. Jan Breughel was daarmee niet aan zijn proefstuk toe, want samen met Hendrick De Clerck had hij aan het einde van de zestiende eeuw al ‘Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva’ geschilderd. Opvallend is dat op beide werken cavia’s te zien zijn. We zouden er daarbij kunnen vanuit gaan, dat deze diertjes toen al gedomesticeerd waren. Cavia’s zijn dus al langer huisdieren dan we misschien wel denken. Interessant is ook om te zien, dat de dieren een opvallend kleurenpatroon hebben.
Wat heeft dat nu allemaal met de namen van cavia’s te maken? Wel we horen hier en daar ‘Spaanse Rat’ tegen een cavia zeggen. Dat zou te maken kunnen hebben met het feit, dat de Spanjaarden de diertjes als eersten naar Europa brachten. Nochtans weten we met zijn allen dat onze cavia geen rat is. We mogen echter niet vergeten, dat de cavia in die tijd een nieuw en ongekend dier was . Wanneer mensen met een nieuw dier geconfronteerd worden en op zoek gaan naar een aangepaste naam, dan zoeken ze overeenkomsten met dieren, die ze wel kennen. In dit geval leek een cavia het meest op een rat en klaar was kees. Bovendien kwam die ‘rat’ dan uit Spanje of de Spaanse regionen en overzeese gebieden, waarmee de naam gevonden was: Spaanse rat. In Frans Vlaanderen spreekt men soms ook nog van “paanse rat”, waarbij we vaststellen dat de ‘s’ weggevallen is. Het zou ook kunnen, dat deze ‘paanse’ verwijst naar het lokaal ‘paans’ wat gelijk staat met ‘fluwelig’. Het zou dan gaan om een ‘fluwelige rat’, wat komt van het harige en zachte diertje.
Naast Spaanse rat kunnen we ook ‘steenrat’ als naam beluisteren. De naam komt waarschijnlijk van de natuurlijke biotoop van het diertje. Een cavia leefde oorspronkelijk in een rotsachtig gebied met heel wat struiken op. De diertjes hadden oorspronkelijk een natuurlijke kleur die zorgde voor een perfecte camouflagetechniek. Bovendien konden zij zich heel onbeweeglijk en stil houden om de roofvogels en andere roofdieren te misleiden, die hen dan aanzagen voor stenen. Bovendien voelt een cavia in prima conditie even hard als een steen aan. Sommigen menen dat cavia komt van het Latijnse ‘cavus’ dat ‘hol’ betekent of grot. Vandaar dat cavia’s ook een steenrat genoemd worden. Dialectdeskundigen voegen daar nog een uitleg aan toe: het zou afkomstig zijn van ‘Oostends ratje of zwijntje’. In Oostende vinden we namelijk Oostends zwijntje, in Lissewege Oostendse rat, in Kortemark ostijns ratje, in Leffinge ostijnrat en verder nog Oostindse rat. Dat Oostinds ratje is waarschijnlijk de oorspronkelijke vorm. Van Oostinds naar Oostends is niet zo’n grote stap, vooral niet als je bedenkt dat Oostende beter gekend was. Bovendien moet Oostends ratje ook wel logisch geklonken hebben: waarschijnlijk kon je de beestjes enkel in een grotere stad als Oostende kopen. In sommige tongvallen wordt ‘Ostends’ dan ‘steens’ en vandaar steense rat of steenrat. Geschiedkundige verwijzen dan weer naar Oost-Indië en Oostindische Compagnie, waardoor het goed mogelijk zou zijn dat Nederlanders cavia’s naar onze contreien brachten.
Een andere benaming is ‘zeerat’, waarvan we aannemen dat het hier gaat om eenzelfde verklaring voor ‘rat’ (de naam voor een nieuw onbekend dier), terwijl ‘zee’ verwijst naar de plaats van herkomst: het was een rat die van over zee aangevoerd werd. In het Duits vinden we dan ook nog ‘Meerschweinchen’ terug (‘Meer’ is het Duits voor zee).
Een andere naam is natuurlijk ook het gekende ‘guinees biggetje’. Ook hier zijn weer meerdere verklaringen mogelijk. De ene verklaring is al liederlijker dan de andere. Heel simpel: het is de letterlijke vertaling van het Engelse ‘guinea pig’. Maar over de oorsprong van die naam bestaat geen eensgezindheid. De ene zegt dat het diertje zo genoemd werd omdat het verkocht werd voor één guinea, een munteenheid uit de tijd dat de zeelieden de cavia’s naar Europa brachten. Andere theorieën menen, dat het afkomstig is van het Nederlandse Guinee in de Nederlandse Antillen, maar dat land bestond onder die benaming nog niet op het moment dat de cavia’s voor het eerst naar Europa kwamen. Weer andere wetenschappers oordelen dat de schepen vanuit Zuid-Amerika op terugreis naar Europa halt hielden voor een tussenstop in Equatoriaal-Guinea, wat een bestaand land in Afrika is. De andere mogelijkheid is dat men eigenlijk het Zuid-Amerikaanse Guyana bedoelde en dat die naam verkeerd begrepen werd, en zo als (het beter bekende) Guinea geïnterpreteerd werd. Het Portugese woord cavia zou (volgens Van Dale) een vervorming zijn van het woord cabiai, dat uit het Galibi komt. Het Galibi is de taal van een Zuid-Amerikaanse Indianenstam. Ook verwant met dat woord cabiai is de Franse benaming cobaye. In Kwaremont, op enkele kilometers van de grens met Wallonië, geeft men het woord cowboy op: het woord cobaye wordt niet herkend en wordt geïdentificeerd met en vervormd tot het beter bekende cowboy.
Tenslotte wordt ook nog het woordje ‘marmot’ gebruikt. Vroeger werden in Nederlandse TV-quizzen ook nog cavia’s ingezet om de winnaars geld prijzen te laten verdienen, net zoals die ook vroeger op kermissen in een cirkel naar een ingang met een nummertje op moesten lopen. In Nederland werden ze dan marmotjes genoemd die luisterden naar de naam van bv André Van Duyn. Marmot komt van de tijd dat Sovoyaarden of zigeuners de streken hier bezochten als schoorsteenvegers of als orgeldraaiers. Zij werden dan vergezeld van een aapje (maar dan moesten ze al gefortuneerd zijn) ofwel van een echte Alpenmarmot. Die laatste veroorzaakte wel een probleem want die hielden een winterslaap. Tijdens die winterslaap konden die diertjes dan niet ‘optreden’ waardoor er minder inkomsten waren voor de orgeldraaiers. Daarom werden de marmotten vervangen door cavia’s, maar de naam werd wel –verkeerdelijk- bewaard. Zo zie je maar dat er heel wat benamingen zijn voor onze favoriete dieren. Wie er nog kent mag die gerust mailen, liefst met wat uitleg over de herkomst van de naam.